Verbetering positie
kunstenaar op arbeidsmarkt

14 april 2016

De Tweede Kamer heeft eind 2015 ingestemd met een amendement, waarin onder meer een bedrag van 2 miljoen euro eenmalig wordt vrijgemaakt voor de verbetering van de positie van de kunstenaar op de arbeidsmarkt. Minister Bussemaker (OCW) heeft de Raad voor Cultuur verzocht te adviseren over de besteding van dit bedrag.

De raad heeft de elementen uit de adviesaanvraag van de minister, de gesignaleerde knelpunten in zijn Agenda Cultuur (2015) en de gezamenlijke arbeidsmarktverkenning met de SER (2016) naast elkaar gezet. Op basis hiervan heeft hij drie thema’s geïdentificeerd waarbinnen verbeteringen voor de korte en lange termijn met een eenmalige financiële bijdrage gerealiseerd kunnen worden: beloning en zekerheid, ondernemerschap en marktpositie.

De raad adviseert om een substantieel deel van het beschikbare bedrag – circa 800.000 euro tot 1.000.000 euro te besteden aan maatregelen die het ondernemerschap in de culturele sector ondersteunen. Daarbij moet gedacht worden aan het onderzoek naar en de ontwikkeling van een infrastructuur voor begeleiding bij investeringsaanvragen, en het aanvullen van fonds(en) van waaruit laagdrempelige, laagrentende leningen en/of microkredieten kunnen worden verstrekt.

Ook de matchingsregeling volgens het ‘Deense model’ (afspraken over tarieven tussen kunstenaars en musea) verdient in de ogen van de raad een substantiële bijdrage: circa 600.000 euro. Voor maatregelen die gericht zijn op onderzoek, impresario’s en experiment stelt de raad voor om tussen de 100.000 euro tot 300.000 euro (per maatregel) uit te trekken.

De aanbevelingen die de raad in zijn advies doet, moeten gezien worden als een eerste stap om de arbeidspositie voor kunstenaars te verbeteren. De raad zal ook de komende tijd, samen met de SER en partijen uit het veld, blijven zoeken naar wegen om knelpunten op de arbeidsmarkt weg te nemen.

Reactie van Minister Bussemaker

“In zijn advies over de besteding benadrukt de Raad voor Cultuur het incidentele karakter van middelen en het feit dat het hier een sectorbrede problematiek betreft. De benodigde cultuurverandering in de sector zal niet in 2016 worden voltooid. Er moet wel een nieuw pad worden ingeslagen, richting een horizon waar beloning in gezonde verhouding staat tot de kosten van het artistieke product en waarbij deze waarde wordt erkend binnen en buiten de sector. De door de raad geadviseerde maatregelen zijn van waarde voor de ontwikkeling van de culturele arbeidsmarkt maar moeten nog verder worden uitgewerkt. Ik zal instellingen en werkenden in de sector daar actief bij betrekken, vanwege hun verantwoordelijkheid en gebleken inzet voor gezonde bedrijfsvoering en een goed functionerende arbeidsmarkt.”